Hoi iedereen,
Hier weer een gedeelte van mij never ending story. Ik schrijf dit vanuit Varanasi op weg naar Bangladesh.
Ik ben naar Chitwan geweest. Een nationaal park in Nepal. Daar is een jungle met allerlei leuke dieren zoals tijger, neushoorns, beren etc. Onderweg ontmoet ik Bas een student aan de NHTV (=Hoge School voor Toerisme en Verkeer) te Breda. Hij doet onderzoek naar georganiseerde toeristen, alleen die komt hij niet tegen. Ik wil als een Indiana Jones door de jungle gaan. Ik wil graag een tijger schieten voor aan de wand thuis. Alleen ik heb helemaal geen verstand van de jungle, en ik wil nog steeds naar Nederland terug komen. Dus het lijkt me geen goed idee om zomaar te gaan. Ik heb iemand nodig die verstand heeft voor twee. En die vinden we in de vorm van een gids van de United Jungle Guide Service. Hij doet dit werk al 15 jaar & is gecertificeerd door de overheid. Hij heeft een eed afgelegd dat hij z’n toeristen met gevaar voor eigen leven zou verdedigen tegen de wilde dieren. En heeft al verschillende confrontaties met de dieren overleefd. Het belangrijkste is dat ie ook een EHBO cursus heeft gevolgd om mijn eventuele blaren te verzorgen. De volgende dag vertrekken we voor een wandeltocht van 3 dagen.
We hebben nog tijd en gaan naar een olifanten camp. Daar worden de olifanten getraind voor werk in het bos of voor het rondrijden van toeristen. De olifanten staan aan een ketting vast en de toeristen kunnen gewoon rond lopen. We houden eerbiedig afstand van de grote beesten. Alleen dan komt er een op ons afgerend! Help, wat te doen? We kijken angstig rond niemand in de buurt die ons kan helpen. We hopen maar het beste van. Maar hij wil gewoon spelen met ons. Je moet je handen tegen zijn voorhoofd zetten en dan duwen. Meestal wint hij, want ondanks dat ie nog maar 4 maanden is weegt hij al ongeveer 200 kilo. Echt grappig zo’n klein olifantje.
Leuk zo’n speelkameraadje
We gaan op pad, we is Bas, Raj de eerste gids en Bisnhu de tweede gids. De beide gidsen zijn gewapend met…… een stok??? Oké?!? Waarom? Meer heb je niet nodig. We vertrekken in de mist met een uitgeholde boomstam over de rivier. De rand van de boot komt maar een paar centimeter boven het water uit. En de boot is niet helemaal stabiel. Of zitten wij niet stil? Het idee dat hier krokodillen rondzwemmen, spreekt me niet erg aan. De mist maakt het geheel erg mystiek. Na een half uur gaan we aan land in de jungle en begint de echte tocht. De 2 gidsen blijken echt vogel liefhebbers te zijn. Bij elke vogel gaan ze uit hun dak, een Great Hornbill, een minivet een Kingfisher, etc. Het is leuk om ze bezig te zien. Het is ongelofelijk hoe de boys hun werk doen. Ze zien een vogel in de top van de boom en een pootafdruk op de grond en een paar oren tussen de struiken (het kost mij 5 minuten om die ook te zien).
Links Raj en rechts Bisnhu
We leren veel van ze: wat het verschil is tussen olifanten poep en dat van een neushoorn. Het is maar dat je het weet. Welke sporen zijn van een tijger, zelfs mannetje en vrouwtje kan je herkennen. Of wat komt van een beer. Wie heeft er aan een boom gekrabd. Ze raken opgewonden als ze een tijger hoop tegen komen enz. We leren ook hoe we ons moeten verdedigen tegen de verschillende dieren: een neushoorn is bijna blind en gaat op z’n reuk af. Als hij aanvalt gooi je pet tussen de neushoorn en jou op de grond en ren weg. Hij zal eerst een aantal keren je pet aanvallen en dan heb jij de kans om in een boom te klimmen. Een beer komt naar je toe rennen en gaat vlak voor je op z’n achterpoten staan om groter te lijken. Op dat moment moet je hem met je stok op zijn neus slaan. Stok? Die heb ik niet? En een tijger, dan moet je beide handpalmen tegen elkaar doen, op neus hoogte, een kleine buiging maken en Namaste (= goede dag) zeggen. Of terwijl gewoon respect hebben voor hem, dan laat hij je met rust. Gelukkig hebben we het allemaal niet nodig. Het meeste wat we zien zijn vogels en vogels en vogels. Herten, krokodillen, wilde zwijnen en andere dieren. Helaas geen tijger, ik kan dus geen foto schieten voor aan de wand.
Bas leert alles over poep
We overnachten in kleine dorpjes aan de rand van te reservaat. Waar Raj zich meestal in de keuken begeeft. Daar heeft hij 3 redenen voor: hij kijkt of het eten op toeristisch verantwoorde wijze gemaakt wordt, de dochter des huize kookt vaak dus leert hij die kennen en meestal is de raksi (=lokale wijn) daar te vinden. De kamers zijn gemaakt van riet en/of modder. In een van de dorpen ontstaat opwinding: er is een neushoorn de rivier overgestoken en staat aan de rand van het dorp. We gaan kijken, ongelofelijk om zo’n dier van zo dichtbij te zien. Zonder een beschermende omheining er om heen.
De keuken waar Raj altijd te vinden is
Na de tocht gaan we gelijk een olifanten tocht maken. Met z’n vieren op een”mandje” op de rug van een olifant door de bufferzone het gebied net rond het reservaat. We zien nu een neushoorn van nog dichterbij. Gelukkig zitten we hoog en droog. Het is leuk om zo tussen de bomen door te struinen. De olifant kijkt nergens na en wij maar onder takken door duiken etc. Het is een leuke manier om de wilde dieren te zien.
De volgende dag rusten we uit op de rivierbank. Genietend van het uitzicht. In sommige vakantie bestemmingen hebben ze een toeristisch attractie van zwemmen met dolfijnen. Nou die hebben ze hier niet meer, maar daar hebben ze wat op gevonden: badderen met olifanten. De olifanten worden een aantal keren per week in rivier gebadderd en dan mag je als toerist met de olifant spelen. Dat houdt in dat je er op mag gaan zitten, hij gooit vervolgens met z’n slurf een hoop water over je heen. Als een mechanische stier maakt hij allerlei rare bewegingen zodat je er afvalt. Op gegeven moment “zegt” de berijder tegen mij, pak de olifant zijn oor vast, ja ook die andere en klim dan op de olifant. He, tegen zijn hoofd omhoog klimmen? Oké, ik doe het, de olifant geeft me een zetje en voor ik het weet zit ik als Dik Trom op de olifant. Heel apart om zo met zo’n groot beest te spelen. ‘s middags gaan we met z’n tweeën fietsen, naar het 20.000 meren gebied. We zien bijna alle dieren die we tijdens de jungle tocht hebben gezien.
Badderen met olifanten
De laatste jungle tocht wordt met een jeep, een oude Russische leger jeep. We rijden ongeveer 4 uur rond en weer zien we allerlei dieren. Op een gegeven moment maken we een noodstop. Op een zij pad is een beer gezien. De jeep wordt in z’n achteruit gegooid om vervolgens met een noodgang het pad op te scheuren. De beer hobbelt op zijn gemak het olifantengras in. Ja, zegt de bestuurder, ik volg hem wel Hij rijdt het karrespoor af en we komen vast te zitten in de modder. Geen nood de jeep staat op 2 wiel aandrijving en die zetten we wel even op 4 wiel. Hij stapt uit en gaat aan het werk. Ook andere toeristen stappen uit, waaronder een vogel liefhebber, die alleen maar in de lucht kijkt. Het lijkt mij geen goed idee, de beer, die als gevaar bekend staat, is maar een paar meter van ons af en je ziet hem niet. Ik blijf maar in de jeep. Het lukt ons om er uit te komen. Wederom geen tijger te zien.
Onze gids heeft ons een voorstel gedaan. De overheid heeft iets verzonnen: door het toerisme te bevorderen in een arm maar mooi gebied, kunnen de mensen daar geld maken en uit de armoede “ontstijgen”. Het plan is van eind januari, dit jaar. Raj vraagt of we zin hebben om het als eerste toerist te gaan doen. Bas als toeristenman heeft daar wel oren naar en ik als “sociaal bewogen reiziger” ook wel. We besluiten om het te gaan doen. 4 dagen door een gebied waar nog maar weinig mensen komen. Hari is de gids die het al een keer heeft gedaan en Raj gaat mee om het te leren. De eerste bestemming is een waterval, die zo hoog is dat het water niet beneden aankomt. We vertrekken ‘s ochtends vroeg. Het eerst stuk volgen we een rivier, die we tig keer oversteken. En natuurlijk, het onvermijdelijke gebeurt: Raj stapt mis en gaat met 1 voet te water. Even later is Bas aan de beurt, hij glijdt uit en heeft beide schoenen vol water. Dan horen we dat het pad in geblokkeerd ivm een overstroming vorig jaar. We moeten een andere route nemen, recht de berg op. Ondanks dat ik getraind ben in Mount Everest is het erg zwaar. Een dorp bewoner boven op de berg weet een betere weg. We gaan aan de andere kant van de berg weer naar beneden? Geen pad meer, maar gewoon door de velden. We komen aan bij een boer die zijn land aan het ploegen is en als hij hoort waar we naar toer gaan, zegt hij de weg te weten. Ook hij gaat mee, we lopen nu met z’n zessen. Als kind vond ik een wandelvakantie in Luxemburg erg leuk omdat het geen wandelen was maar klauteren. Nou hier is het niet eens klauteren, het is gewoon overleven. Dwars door struiken, brandnetels, over grote rotsblokken, dode takken als loopbrug, zelfs hangend aan een lianen om boven te komen. We doen echt alles om bij de waterval te komen. Ik kom er achter dat mijn kapsel niet echt geschikt is voor een jungle tocht. De brandnetels steken me overal. Na 5 uur ploeteren, zien we in de verte het begin van de waterval. We besluiten maar om terug te gaan. Anders wordt het donker en te moeilijk. De boer vertelt ons dat hij 2 keer eerder toeristen heeft gezien, maar die zijn nog nooit zover gekomen als wij. Dit project is zeker weer eens uitgedacht door een ambtenaar van achter zijn bureau en heeft geen grondig veld werk gedaan.
De tocht is een echt avontuur
We overnachten bij een boer. Op de heenreis heeft Raj hun een boodschappenlijstje gegeven wat ze moesten kopen voor ons. Ik merk op of ze wel geld hebben om het te kopen. Oh dat is waar ja of we iets vooraf kunnen betalen. Geen probleem. Raj bemoeit zich ‘s avond met het koken. Hij maakt gebakken rijst met kip. Kip? Ik ben parttime vegetariër, en dat weet hij. Ik denk dat ie gewoon zelf kip wilde en tegen de gastvrouw heeft gezegd dat wij het willen. (wij kunnen niet met ze communiceren ivm de taal problemen). Iemand komt aan met 2 levende kippen. Er wordt een keus gemaakt, 1 krijgt de vrijheid en de andere gaat mee naar achter het huis….. Later eten we kip. Trouwens normaal gesproken eten ze hier vleermuis! Als Bas en ik aan het eten zijn loopt ongeveer heel het dorp uit. Twaalf mensen zitten te kijken hoe wij eten. Wij doen namelijk iets heel erg geks met ons eten. We eten onze rijst met een lepel! Het toetje is fruit met yoghurt en wortelen? Dat laatste is niet zo’n goed idee. Er is een klein probleem, de Raksi is iets te lekker bij deze boer en Raj weet zich niet te beheersen. Hij wordt zo dronken dat ie nog maar nauwelijks op zijn benen kan blijven staan. Hij regelt onze slaapplaatsen en dondert vervolgens van de “veranda” af. Onze kamer is boven de stal en de bedden bestaan uit houten planken, zonder matras. Het wordt een pijnlijke nacht.
De volgende ochtend is het tijd om te betalen. Raj heeft ze geleerd hoe ze een rekening moeten maken. In totaal zijn we 700 rupies kwijt, ongeveer 8 euro. Dit is voor 1 overnachting, diner, ontbijt en lunchpakket voor onderweg. Voor Bas en voor mij samen! De dochter glimlach breeduit als we het geld overhandigen. We gaan verder, de volgende bestemming is een uitzichtspunt. De weg er naar toe is zwaar. Wel een pad dit keer maar stijl omhoog. Raj houdt het niet meer bij, kater? Op een gegeven moment horen we “Toot, toot”. Hari, ook een vogel gek, stopt en raakt in extase, een uil. We gaan niet verder voordat ie hem gezien heeft. We turen de boom af waar het geluid vandaan komt. Niks te zien. Een dorpeling komt ons helpen. En na 10 minuten zoeken vinden we de uil. Het beestje blijkt maar 17 cm groot te zijn.
Een moeilijke oversteek
Het “dorp” waar we nu aankomen is nog kleiner en nog armoediger. Ze hebben niks anders te drinken dan water (dat krijg je als je van de coca cola trial afgaat). We eten rijst bij het kampvuur, in huis! We slapen met geiten in de kamer en de rest van de familie, 2 kinderen, 1 baby, vader en moeder. Plus onze twee gidsen en onze drager. De 2 toeristen krijgen elk een “bed” en de rest slaapt op de grond. Wederom een pijnlijke nacht.
De “keuken” in onze “hotelkamer”
De laatste dag, vroeg op om de zonsopgang te zien en door naar de snelweg. Op het uitzichtpunt ontbijten we. We krijgen van die instant bami soep. Je weet wel van een kommetje kokend water, noedels erbij met kruiden, drie minuten laten staan en klaar. Alleen waar haal je boven op een berg koken water vandaan? Niet dus, je eet de noedels gewoon gedroogd. Onderweg komen we door kleine dorpjes waar de mensen ons vreemd aankijken. We passeren een school en de kinderen stormen de klas uit om ons te bewonderen. Als tussendoortje eten we normale noedels en als lunch een dubbele noedel soep.
Het uitzicht is wonderschoon
De kinderen kijken hun ogen uit naar die rare toeristen
Als we bij de snelweg aankomen, hoor je pas hoe heerlijk rustig het in de bergen was. In het kader van doe eens maar gek, dan doe je al gewoon genoeg (of zoiets) nemen we een lift met een vrachtwagen. Bas stap eerder uit om naar een andere bestemming te gaan en ik neem een bus naar de grens. Het is tijd om Nepal te verlaten en naar India te gaan. Ik overnacht in een hotel waar ze ‘s ochtend om 5 uur de muziek kei hard aanzetten. Om de mensen te wekken die een vroege bus moeten hebben. Alleen ikke niet en na 2 slechte nachten…… Om half zeven kom ik uit bed, ontbijt en ga naar de grens. India…niet mijn favoriete land en Varanasi???? schijnt erger te zijn dan Delhi. De weg naar Varanasi, toch geen kleine plaats, is aangelegd door de Britten. En sinds dien nooit meer iets aan gedaan. We stuiteren door de bus. En die rammelt aan alle kant. Mijn raam is er al een keer uit gevallen en er verkeerd in gezet. Hij tocht en schuift open. De bus rammelt zo dat ik geen goed gesprek kan voeren met mijn buurman. Het enige wat vast zit in de bus is volgens mij de wijzers van de klok. We vertrekken om 7:15 en komen om 7:15 aan in Varanasi. Daar gebeurt een wonder we ontmoeten een aardige rickshaw driver. Eentje die ons aflevert op de plaats waar we willen. We is ikke en 2 Japanners. Ik deel een kamer met een van hun.
Om 6 uur op, een boottocht over de Ganges met zonsopgang. Dat is even schrikken, Varanasi is….eehhh anders. Stel je voor ik kom net uit een gebied waar het water zo helder is dat je de vissen ziet zwemmen. En hier de straten zijn smerig van de stront. Op de trappen naar de Ganges liggen kleren. In het water drijft van alles, bloemen, plastic en ik weet niet wat, wil het ook niet weten. En dan zie je mensen zich wassen in het water? Ze zepen zichzelf in en nemen een duik. Als ze schoon zijn poetsen ze hun tanden, gorgelen en drinken het water. Ja, zeggen ze het water uit de Ganges is heilig en zal je niet doden. Nee voor het water ben ik niet bang, maar wel voor wat er in zit.
Schoon is anders
Of je er echt schoon van wordt?
Zo dat was het weer voor vandaag. Ik ga op pad naar Bangladesh.
Hoop dat het met iedereen goed gaat.
Groetjes Frank